Tada, de favoriete monsterauto’s van Richard Hammond! Na James en Jeremy is nu de kleine man met de witte tanden aan de beurt. Kom er maar in Hammond!
 
Bowler Nemesis
Als je het mij vraagt, steekt er een monsterauto met kop en schouders boven alle andere monsterauto’s uit. Dat monster houdt zich op in de donkerste, engste krochten van mijn geest, en is altijd klaar om tevoorschijn te springen om te vernederen en te pijnigen – want het monster weet dat ik zijn willige slachtoffer zal zijn.
 
Ik heb het over, en voor regelmatige kijkers van ons televisieprogramma zal het geen verrassing zijn, de Bowler Nemesis. Het is de nieuwste uitvoering van Drew Bowlers serie uitzinnige terreinauto’s; een vreeswekkende combinatie van enorme krachten uit een V8 en listige terreineigenschappen die resulteren in een bijna sinistere, bovennatuurlijke potentie. Ik heb z’n voorgangers gereden op racecircuits, op modderbanen, over gletsjers en dwars door de woestijn.
 
En altijd, elke keer weer, voltrekt zich dan hetzelfde patroon. Dat bestaat uit een reis die ik op de toppen van mijn zenuwen maak, naar de plaats waar het monster zich daadwerkelijk ophoudt, waar het monster menselijke helpers blijkt te hebben, helpers die me begroeten en die in hun gedaante als bestuurder of eigenaar van het monster me door de trucs en technieken heen praten die me zouden moeten helpen om het monster te laten doen wat ik wil – om het monster te temmen.
 
Dan wordt er een poosje gewacht – dat is ook altijd zo, alsof mijn zojuist opgedane kennis even dient te bezinken – waarna het moment aanbreekt waarop ik de cabine binnenklim, me door de ingewikkelde kooiconstructie heen worstel en dan ga zitten in het sportstoeltje dat dunnere bekleding heeft dan de billen van een supermodel. Ik start het monster en duw met mijn in raceschoeisel gestoken rechtervoet uiterst prudent op het gaspedaal.
 
De laatste keer dat ik dat deed, bevond ik me in de verzengende woestijn – het zogeheten Lege Kwartier van het Arabische schiereiland en naast me, ingesnoerd op de bijrijderstoel, zat de eigenaar van het monster. Hij had me rondgereden over een geïmproviseerde ronde door de woestijnduinen en me de tips en trucs aan de hand gedaan. Er waren meer dingen die je moest doen dan dingen die je moest laten – laat ik het zo samenvatten.
 
Toen was het mijn beurt. Ik knalde het monster in z’n versnelling en daarop sprong de machine ervandoor als een woeste waakhond op bevel. We schudden ons door de eerste ronde en ik voelde me weer alsof ik tien jaar oud was. De eigenaar stapte uit, tevreden met mijn rijstijl en verzekerd dat ik zijn monsterachtige beest zou behandelen met het respect dat het beest verdient.
 
Een half rondje verder, op een punt waar de top van een zandduin een berg leek te worden maar een dal bleek te zijn waar je met gemak een kathedraal in kwijt zou kunnen, kreeg ik in een knal al het zelfvertrouwen terug dat ik ooit in mijn leven heb gehad, en ging zo met het beest tekeer dat ik op een zeker moment zand en zon niet meer kon onderscheiden. Samen doken we heuvels op die zo groot waren als vrijstaande huizen, dreven we over zandvlakten die zo zacht waren als de zee en sleeden we door bochten terwijl alle vier de wielen stof- en zandwolken opwierpen alsof de wolken pas op die dag werden uitgevonden.
 
Ik rukte en trok aan het stuur, zette in om bochten te nemen voordat die er waren, ik voelde de ondergrond van de woestijn door mijn raceschoenen heen, door het gaspedaal, door de motor – wacht, de motor. Ik begon tegen de krankzinnig gierende V8 te schreeuwen. Ik temde ‘m.
 
Dit monster is niet subtiel, dit is automobiel sadomasochisme, dit is niet artistiek of buitengewoon slim in elkaar gezet. Het monster heeft eigenlijk geen betekenis; hij is van geen enkel belang, hij dient geen doel en het is ook geen groot talent. Ik adviseer je van harte om ‘m eens uit te proberen, als je dat tenminste nog niet hebt gedaan.
 
Porsche 917
Een auto die zelfs de meest doorgewinterde coureurs een asgrauwe gelaatskleur bezorgde: de 917 was Porsches eerste echte Le Mans-winnaar, maar niet voordat ie nogal wat mensen de dood in had gejaagd. In verschillende vermommingen – tussen 1969 en 1973 – wist de nogal extreme V12-motor 620 tot 1.100 pk op te hoesten. Dat betekende van 0 naar 100 in een seconde of twee en een topsnelheid die hoger lag dan 385 km/u. Hij was daarmee verreweg het snelste apparaat op het circuit. De lange carrosserie van de 917 wekte grote hoeveelheden ongewenste opwaartse krachten op, zodat de auto nogal over de weg slingerde en er regelmatig pardoes van verdween.
 
Tyrrell 015
Het turbotijdperk van de Formule 1 scheidde de jongens van de mannen. En bij tijd en wijle scheidde het de mannen van hun auto’s – bij zeer hoge snelheden. De 500 kilo wegende Tyrrell 015, die aangedreven werd door een kleine 1,5-liter Renault V6-motor, was gedurende het midden van de jaren tachtig een van de vervaarlijkste mededingers die in dat segment aan de start verscheen. Het ding produceerde een verbluffende 1.300 pk dankzij een gigantische, alles verwoestende turbocharger. Wielspin was in de eerste vier versnellingen heel normaal, ondanks het gebruik van superkleverige slicks. Dit waren de dagen dat de coureurs nog handmatig van versnelling moesten wisselen terwijl ze rechtop in de plastic neus van de wagen zaten – racewagens die dikwijls harder reden dan 320 km/u.
 
MG Metro 6R4
In een poging om tijdens de jaren tachtig het WRC op te leuken, werd de zogeheten Groep B geboren. Die stond automakers toe om krankzinnig snelle rallyauto’s te bouwen die vrijwel geen enkele gelijkenis meer vertoonden met de productiemodellen waarop ze waren gebaseerd. Mensen begonnen te sterven aan die auto’s en hun snelheden, zodat Groep B ook snel weer werd afgeschaft. Maar voor die tijd kwam Rover met de MG Metro 6R4 op de proppen, een auto die ontwikkeld was door Williams GP. Het idee was om een bejaardenauto die normaliter naar pijptabak en eau de cologne van 4711 rook, te voorzien van een achterin gelegen, 410 pk sterke, 3,0-liter V6. Dat wekte verwondering bij het publiek. Wat was dit in ‘s hemelsnaam? Die motor bleek een paar jaar later overigens goed genoeg om in de Jaguar XJ220 te bouwen en er vervolgens 345 km/u mee te halen. Dat bewijst dat het een aardig motortje was.
 
KAMAZ 4911 Sport truck
Rusland heeft een automobiele geschiedenis van niks. Lada’s, Ural-motorfietsen. Allemaal even afschuwelijk. Maar ergens in een hoekje van die geschiedenis stond en staat een staaltje Sovjet-pracht zonder weerga. We hebben het over vrachtwagens. Meer specifiek hebben we het over Kamaz-terreinvrachtwagens. De Kamaz 4911 won de Dakar-rally van 2010, die het totaal aantal overwinningen van de Russen in ’s werelds zwaarste duurrace op negen brengt. Met 730 pk haalt de Kamaz een top van ongeveer 150 km/u, kan drie meter diepe wateren doorkruisen en rijdt zonder problemen over een muur van een halve meter hoog. Het is een wonder, wat je zegt.
 
Auto Union Type C
Vraag de gemiddelde F1-fan om de meest mannelijke periode in het Grand Prix-racen te noemen en maar weinigen zullen dan de jaren dertig noemen. Onterecht, want dat waren de dagen van de Auto Union Type C. Dat was een auto met een 6,0-liter, zestien cilinder motor, een motor die het volkslied van de hel vertolkte vanachter de bestuurder – terwijl ie doodleuk 520 pk op de polsdunne banden zette. De auto was hoegenaamd onbestuurbaar – als je ‘m tenminste in een rechte lijn wilde houden – en steeg van z’n achterwielen af op bij 250 km/u. Wat betreft de veiligheid: in deze periode was het beste wat een coureur kon overkomen om ‘uit het zadel te worden geworpen.’
 
CORR Racer
CORR staat voor Championship Off Road Racing, hetgeen precies even mannelijk is als het klinkt. Wat we te zien kregen, was een groot gezelschap opgevoerde, uit hun krachten barstende en toch onredelijk scharminkelig gebouwde terreinauto’s die zij aan zij door een enorm ruig en onvoorspelbaar terrein jakkerden. Jouw auto was dan wel een monster, maar dat gold voor alle andere deelnemers evenzeer en dat is precies waar het probleem in zat. YouTube is vergeven van de ongelukken die tijdens CORR plaatsvonden – je ziet daar hoe die 900 pk sterke V8’s elkaar aan gruzels rijden in Amerikaanse woestijnen. Wat maar weer eens bewijst dat dingen die dusdanig groot zijn, niet dusdanig hard moeten rijden.
 
Suzuki XL7 Hill Climb Special
De Suzuki Grand Vitara is voor weinigen de belichaming van een recordbrekende racewagen. Dat is buiten Nobuhiro ‘Monster’ Tajima gerekend. In 2008 nam meneer Monster een Vitara mee naar de Pikes Peak Hill Climb. Die Vitara had een twinturbo-V6 aan boord met dik 1.000 pk, en woog niks meer dan een Opeltje Astra. Monster eiste de overwinning op en zette de snelste tijd ooit neer (met 10.01,4). Een rare auto met een nog veel vreemdere bestuurder.

Reacties