Terwijl de schok van Honda’s afscheid nog in de F1 nadonderde, hielden Brawn & co het hoofd koel en werden wereldkampioen. Hoe op en top Engels.
 
Het kan je onmogelijk ontgaan zijn dat een Britse coureur, achter het stuur van een Britse auto, aangedreven door een Britse motor, geprepareerd door een Brits team, gesponsord door Britse bedrijven en vernoemd naar een Brits ingenieur, wereldkampioen is geworden in het meest prestigieuze en technologisch geavanceerde kampioenschap ter wereld.
 
Excuses dat we hier de Anglofielen gaan uithangen, maar we kunnen het niet laten. Misschien ligt dat aan onze Top Gear-achtergrond. We vinden het fantastisch wat Brawn GP in de Formule 1 heeft gedaan – wereldkampioen worden – en vinden het tijd dat meer mensen dit van de daken schreeuwen. Zes overwinningen voor Jenson Button is eveneens uitzonderlijk, zeker voor wie weet dat het team nog geen jaar geleden bijna ophield te bestaan.
 
Door het winnen van zowel het rijders- als het constructeurskampioenschap voor het seizoen 2009, gaat de prestatie van de jongens uit Brackley de boeken in als een van de grootste in de geschiedenis van de Formule 1. O ja, en die Mercedes-motor is zo Brits als het maar kan. Hij is ontworpen en gebouwd door Ilmor in Brixworth, Northhamptonshire. Oké, Mercedes heeft dat bedrijf enkele jaren geleden gekocht, maar dat is een detail.
 
In het rijderskampioenschap voerde Jenson Button het hele seizoen het veld aan. Zijn teamgenoot Rubens Barichello werd derde, na Sebastian Vettel. Gewonnen werd er de afgelopen races niet meer door het team van Ross Brawn, maar Button had in Brazilië genoeg aan een vijfde plaats om wereldkampioen te worden. De Britse pers was dan ook vol lof over zijn prestatie. ‘Ze zeiden dat hij een feestbeest was, een amateur, dat hij in een boyband moest gaan zingen in plaats van in een racewagen rijden’, schreef The Daily Mirror. ‘Dit was een overwinning van een underdog, in een sport die eigenlijk niets moet weten van underdogs. Een overwinning van een coureur en een team dat tien maanden geleden nog op de schroothoop werd gegooid. Hier wordt ongetwijfeld een Hollywood-film over gemaakt.’
 
Laten we terugkijken op de manier waarop dit wonderbaarlijke team wereldkampioen is geworden. In december vorig jaar besloot Honda zich terug te trekken uit de Formule 1. Als reden gaf het bedrijf de economische crisis en de automarkt die als gevolg daarvan in een vrije val was geraakt. De aankondiging kwam als een verrassing en liet het team in Brackley achter met een onzekere toekomst. Om het duidelijk te zeggen: ze keken de afgrond in. Het komt er in het kort op neer dat teambaas Ross Brawn (de briljante ingenieur en manager die Michael Schumacher naar zeven wereldtitels heeft geleid), directeur Nick Fry en hun managers Honda F1 hebben weten te redden en hun fondsen om verder te racen zeker hebben gesteld.
‘De strijd van Brawn GP voert ons terug naar vervlogen tijden toen Britse teams, gespeend van geld, maar met een flinke dosis boerenwijsheid, tegen alle verwachtingen in races wonnen’
 
Honda F1 werd Brawn GP en de auto voor 2009 was vanaf het begin bloedsnel, precies zoals Ross Brawn gedurende de donkere wintermaanden had aangekondigd. Het team won zijn eerste race ooit, gevolgd door vijf van de volgende zes. Van een bijna-doodervaring naar overtuigende dominantie. Ongelooflijk. Het aardige is dat het een typisch Brits succesverhaal is.
 
De strijd van Brawn GP voert ons terug naar vervlogen tijden toen Britse teams, gespeend van geld, maar met een flinke dosis boerenwijsheid, tegen alle verwachtingen in races wonnen. Denk aan namen als Cooper, Lotus, BRM. Zij stelden tegenover relatief kleine budgetten de unieke Britse wedstrijdinstelling en een dosis creativiteit om aan de top te blijven.
 
Waarom zijn Britten zo goed in motorsport? Waarom hebben de meeste F1-teams hun thuisbasis in Albion gevestigd? Waarom komen de meeste racechassis en -motoren van Britse bodem? Een groot deel van de oorzaak zit ‘m erin dat Britten inventief weten om te gaan met geldgebrek, een situatie waar Brawn ondertussen ook bekend mee is. Dat zit zo. Na de oorlog gingen Britten racen op de vele, verlaten vliegvelden. De economie lag echter op z’n gat en er was nauwelijks geld. Toch knoopten ze de eindjes aan elkaar. Op het moment dat grote fabrikanten als Mercedes en Lancia zich halverwege de jaren vijftig uit de Grand Prix-racerij terugtrokken, was de F1 rijp om met kleinere specialisten een andere richting op te gaan.
 
En de Britten deden dat het best. Cooper ontdekte bijna door toeval dat een raceauto sneller werd door de motor achterin te plaatsen. Naar het voorbeeld van Cooper schoten andere kleine teams als paddenstoelen uit de grond – waardoor in het midden van Engeland een hele regio met in de racerij gespecialiseerde bedrijven, zowel teams als toeleveranciers – ontstond. Deze plek stond ook wel bekend als de racing belt en vormde op dat moment het centrum van het race-universum. Honda was de eerste van de grote fabrikanten die in de jaren zestig probeerde deze kleine, onafhankelijke teams partij te geven. Een moeilijke taak, omdat in de tussentijd de racerij veel specialistischer was geworden dan het produceren van auto’s voor weggebruik.
 
‘Hier bij Brawn hebben we inderdaad een harde, we-zullen-doorzetten-en-slagen-mentaliteit die de Britse motorsportteams uit het verleden karakteristeert’, zegt Nick Fry. ‘Als ik terugdenk aan die periode in december 2008 toen Honda de stekker eruit trok, herinner ik me dat er meteen al een sfeer om desondanks toch te slagen ontstond. Ik weet nog goed hoe Ross het complete team, 750 man, toesprak en de retorische vraag stelde of we ervoor gingen vechten en of we het zouden overleven. Er barstte een enorm gejuich los en iedereen zette vanaf dat moment de schouders er als vanzelfsprekend nog meer onder.’
 
Fry gebruikt het woord ‘mentaliteit’ veelvuldig als hij over Brawn GP praat en je krijgt het gevoel dat hij het ook echt meent. ‘Sommigen zeggen dat we veel baat hebben gehad bij al het werk dat Honda heeft verzet. Dat klopt in zoverre dat we de fantastische faciliteiten aan de Japanners te danken hebben, maar de realiteit is dat we van december, toen Honda zich terugtrok, tot de start van het seizoen over een budget van één miljoen pond [destijds 1,2 miljoen euro, red.] beschikten. Dat bedrag is een fooi in de F1 als je bedenkt wat we ervoor moesten doen: de auto afbouwen, uitontwikkelen en ook nog testen.’
 
‘Tussen de eerste Grand Prix in Melbourne en de race in Valencia hebben we opnieuw het niet echt enorme bedrag van bijna een miljoen pond uitgegeven. Vergeleken met de andere teams bijten we op een houtje. En we hebben gereden met een auto die helemaal niet is gebouwd voor de motor die we gebruiken. Daardoor waren de motor en bak hoger in de auto gemonteerd dan zou moeten. En hebben we een koelsysteem dat is gebouwd voor een Honda-motor in plaats van voor een Mercedes. Inventiviteit, daar draait het om. Dat is wat ons uiteindelijk naar de overwinning heeft geholpen.’
 
Maar wat zit er in Britten dat hen zo goed maakt in motorsport? ‘Dat zit in een aantal factoren,’ zegt Fry, ‘en ik denk dat deze eigenschappen door Ross en het team worden verbeeld. Ten eerste heerst er een soort kalmte, noem het rust, met kennis, waardoor ze zich op de belangrijke dingen kunnen blijven concentreren als alles om hen heen in duigen valt. Ross, de sportieve en technische baas, is de verpersoonlijking daarvan.’
‘Cooper ontdekte bijna door toeval dat een raceauto sneller werd door de motor achterin te plaatsen. Naar het voorbeeld van Cooper schoten andere kleine teams als paddenstoelen uit de grond’
 
‘Zoals ik al eerder zei, hebben we veel creativiteit aan boord. In Engeland hebben we kennelijk het vermogen om ideeën te bedenken en die om te zetten in realiteit. We zijn dan misschien niet zo goed in het commercieel uitbuiten van de techniek, maar op de gebieden R&D [onderzoek en ontwikkeling, red.] blinken we uit. We kunnen voor ingewikkelde problemen simpele oplossingen bedenken.’
 
‘Ik denk dat Britten gedijen in situaties waar het aankomt op een combinatie van oplossingen bedenken en kalm blijven in hectische tijden – of dat nou tijdens een pitstop is, in de pits zelf of zelfs in de situatie waarin we ons afgelopen winter bevonden.’
 
Als je een pitstop van Brawn ziet, waarin 24 man zich uitleven op de auto van Jenson of Rubens, moet je bedenken dat die alle 24 Brits zijn. Als je bewijs zoekt voor de wil om te winnen, hoef je niet verder te kijken dan de concentratie tijdens zo’n pitstop. Ze hebben zichzelf gedrild om tot de besten te behoren, zo niet om de beste in de pitstraat te zijn. In dat team gaat een furieuze energie samen met een ongelooflijke precisie en teamwork.
 
‘Als je kijkt naar het aantal mensen dat wij naar races meenemen,’ vervolgt Fry, ‘zijn dat er nog geen 50, terwijl andere teams 100 mensen meenemen. Bovendien zijn Ross en ik nu frequent flyers bij Easyjet in van plaats van bij British Airways. Al het geld dat we hebben, stoppen we in de auto.’ Je krijgt de indruk dat hij het allemaal niet erg vindt. Fry is een gelukkig – en druk – individu.
 
‘Om eerlijk te zijn is het leuker geworden. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Er heerst geen hiërarchie tussen de technici, de ingenieurs en het management. We reisden het afgelopen seizoen allemaal samen van en naar de vliegvelden en hebben ondertussen veel plezier. Het is echt een teamprestatie geweest.’
 
Fry heeft nog één ding te zeggen voordat we stoppen en maakt duidelijk dat het belangrijk is dat hij de mogelijkheid krijgt om dit te doen. ‘In sommige kringen zal dit niet goed ontvangen worden, want iedereen beleeft er plezier aan om onze regering de grond in te trappen. Het is echter eerlijk om te zeggen dat we onze overleving voor een groot deel te danken hebben aan de Britse regering en Peter Mandelson en het ministerie van Economische Zaken in het bijzonder. En aan het wetenschappelijk ministerie. Zij waren ervan overtuigd dat het sluiten van wat feitelijk een R&D-afdeling is, vanuit Brits perspectief slecht was voor de economie. Ze hebben in besprekingen met Honda verteld dat de Britse regering er erg veel waarde aan zou hechten als Honda ons zou helpen om te overleven. De Britse ambassadeur in Tokio is zelfs op bezoek geweest bij meneer Fukui, de baas van Honda, om zijn persoonlijke hulp in te roepen.’
 
‘Dit voorbeeld laat goed zien hoezeer de regering in dit land achter motorsport staat. In de publieke opinie komt dit wellicht niet naar voren, maar wij hebben zelf ervaren dat de troepen achter ons gemobiliseerd worden als ze hun zinnen ergens op zetten. Voor deze hulp zijn we ze echt eeuwig dankbaar.’

Reacties