Er was al een Cooper S, maar voor wie snel niet snel genoeg is, is er nu de John Cooper Works. Huur er wel meteen een circuit bij.
 
John Cooper Works is het equivalent voor Mini van wat Abarth voor Fiat is. Een huistuner, zou je kunnen zeggen. JCW, zoals John Cooper Works handigheidshalve wordt afgekort, is natuurlijk bekend van de Cooper-vermelding op Mini’s, maar met deze auto komt JCW er echt aan te pas, en de Britten trekken alles uit de kast.

John Cooper was een Brits coureur die furore maakte in de jaren vijftig en zestig, en sedertdien doet zijn bedrijf dat voor zijn naam. Deze JCW-versie is een racemachine. Met 211 pk en voorwielaandrijving leidt dat nogal rap tot overstuur en gebrek aan tractie: wie niet goed oplet of gewoon een plons gas geeft, belandt subiet in de Middellandse Zee – aangezien de introductie van dit kekke karretje plaatsvindt op het even zonnige als bochtige Mallorca.

 
Verlaagd, met sportvering, McPherson-ophanging voor, esp, een sportknop en remmen als parachutes is de JCW niet zo maar een snelle Mini: het is de snelste Mini. In iets meer dan zes seconden naar 100 km/u, een top van bijna 240 km/u: zijn krullende kustweggetjes wel de juiste plek om een babyracer als deze te testen?

Welnee, weten ook de BMW-mensen uit München, die verantwoordelijk zijn voor de marketing en verkoop van deze auto. Het Circuito Mallorca, daar test je de Mini JCW. Dus als ons rode testexemplaar lekker warm is (de motor tikt, we ruiken de remmen), en de banden (205 mm) plakkerig heet, mogen we tien rondjes op de zogeheten Renn-Arena.

 
Dan blijkt prompt hoe weinig de JCW eigenlijk op de openbare weg heeft te zoeken. Natuurlijk, het autootje ziet er gelikt, sportief en agressief uit, maar het vermogen is simpelweg te groot om tot zijn recht te komen op Mallorcaanse weggetjes en wegen (of, nu we het daarover hebben, in Nederland). Voor het circuit is-ie heerlijk. Deze Mini verdient zijn eigen racecup.
 
Zijn kwaliteit is z’n probleem (een Mini is vrouwelijk, we weten het, maar deze Mini is niet vrouwelijk, deze Mini is de Hulk). Want voor die kwaliteit betaal je flink (de Cooper S is ruim 8.000 euro goedkoper, doet een halve seconde meer over de spurt naar 100 en haalt 225), en wat doe je met al die kracht in het dagelijks leven? Niks. Al zou je het willen. De sportstrepen op de motorkap, de luchtinlaat en de dubbele uitlaat (en het schitterende, bijbehorende grommetje) maken vooral duidelijk dat je veel geld hebt uitgegeven.
 
Dat neemt niet weg dat je in een oase van luxe en plezier zit in deze Mini, met chique dorpels, zes versnellingen, pianolak, sportstoelen, noem het maar op. Wat je wilt, is er. De eeuwige klacht is natuurlijk die raar grote, centrale snelheidsmeter. Daar kan een prachtig navigatiesysteem in worden gezet, en dat ziet er prachtig uit, maar dat kost nog 2.426 euro extra. Daarvoor geldt wat voor deze hele JCW geldt: teveel is teveel. Maar sterven in schoonheid is ook een kunst.

Reacties

Meer van TopGear